“Sterk als de dood is de liefde.”
Het zijn woorden uit het Hooglied (8, 6), één van de kleinste boeken uit de Hebreeuwse Bijbel. Het is bovendien het enige boek waarin God niet expliciet wordt vermeld.
Als een bundel van rijk geschakeerde, erotische liefdespoëzie, waarin een jonge vrouw het voortouw neemt, kent het Hooglied een navenant rijk geschakeerde interpretatiegeschiedenis. De joodse filosoof Franz Rosenzweig (1886-1929) noemt het boek “Kernbuch der Offenbarung” – het boek dat de essentie van de Bijbelse Godsopenbaring bevat. In ieder geval vertegenwoordigt het Hooglied diepmenselijke ervaringen die van alle tijden zijn. The Beatles schreven ooit “Money can’t buy me love…” Eeuwen geleden zong het Hooglied (8, 7): “Al bood iemand alles wat hij bezit voor de liefde, men zou hem met verachting afwijzen.”
Jaren geleden werd het vers “Sterk als de dood is de liefde” de titel van mijn masterthesis. Een jaar na de voltooiing daarvan, op 30 april 2002, werd een concert opgenomen van de Schola Cantorum Cantate Domino in de Leuvense Abdijkerk Keizersberg. Het betrof een uitvoering van het Requiem van W.A. Mozart (1756-1791). Wijlen E.H. Michaël Ghijs vroeg mij toen om een meditatie te schrijven voor het cd-boekje. Ik was duidelijk nog in de ban van het Hooglied en dat intrigerende vers, want ik schreef onder andere:
“De onverbiddelijke dood maakt geen onderscheid. Geen mens is tegen zijn vernietigende kracht opgewassen. […] Zoals de dood maakt ook de liefde – in de Bijbel gaandeweg erkend als God – geen onderscheid. Maar de uitkomst en toekomst van de liefde zijn anders dan die van de dood. Terwijl de dood alles en allen in dezelfde duisternis en afgrond stort, is de liefde krachtig als een zorgzaam licht dat – paradoxaal genoeg – onderscheid wil maken en zegt: ‘Je mag bestaan en geheeld worden als man, als vrouw, als arme, weduwe en wees…'”
Ik heb die bezinning bij het Hooglied en bij de requiem-tekst herlezen naar aanleiding van Palmzondag en in het licht van de coronapandemie. Het Hooglied spreekt opnieuw, op een nieuwe wijze.
Onze wereld hecht doorgaans veel belang aan sociale status, politieke macht en invloed, rijkdom en meedogenloze sterkte. Het coronavirus niet. Zijn dodelijke angel treft CEO’s met een overvolle agenda even onverwacht als spelende kinderen, werkende mensen zowel als gepensioneerden. Het coronavirus woekert “zonder aanzien des persoons” en hecht geen belang aan wat wij doorgaans zo belangrijk vinden.
Tegelijk kunnen wij ons als mensen inschrijven in een andere dynamiek, die eveneens “zonder aanzien des persoons” waait. De liefde die in het Nieuwe Testament God wordt genoemd, houdt ook geen rekening met status, rijkdom en macht, maar hecht – niet berekenend – gelijkelijk waarde aan eenieder. Ze creëert hoop tegen alle wanhoop in, licht tegen alle duisternis, en ze maakt ons ontvankelijk voor wie wij ten diepste zijn als mensen. De liefde maakt ons ontvankelijk voor onszelf en voor elkaar – voorbij preoccupaties met status, macht, genot en rijkdom. “Wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitgekozen (1 Kor 1, 28a),” schrijft Paulus.
De liefde maakt vaak moeilijke (niet direct populaire) keuzes. Ze is ook bereid om zich over te geven aan een vermoeiende, allesbehalve automatisch aangename verantwoordelijkheidszin. En ze redt daarmee levens.
Vandaag verwelkomen wij, misschien bewuster dan andere dagen, het licht van die nederige liefde. In het bijzonder doen we dat voor onze kwetsbare en gekwetste medemensen. Et lux perpetua luceat eis – Dat het ondoofbare licht hen moge verlichten.
Het onderstaande luisterfragment – het Introitus uit Mozarts Requiem – is afkomstig van de eerder genoemde live-opname van knapen- en mannenkoor Schola Cantorum Cantate Domino uit Aalst, onder leiding van wijlen E.H. Michaël Ghijs. De solo jongenssopraan is Colin De Pelsmaker:
One comment