… is God dood? … is de Mens dood?
De religieuze fanaticus die terroristische daden pleegt, verschuilt zich achter “god”.
De atheïst zal hem vertellen dat die “god” niet bestaat.
De atheïstische analyse van religieus gemotiveerd geweld leidt tot de onvermijdelijke conclusie dat niet “god” het probleem is – dat wezen bestaat dan immers niet – maar wel “de mens”.
De vraag is dus, vanuit de atheïstische analyse, welke menselijke eigenschappen aan de oorsprong liggen van het geweld dat in naam van al dan niet religieuze ideologieën (alweer creaties van de mens) wordt gepleegd.
Een mens zou er moedeloos van worden…
Kunnen we nog geloven in de mens, in onszelf, als we de geschiedenis overzien en beseffen tot welke vormen van geweld we in staat zijn?
Kunnen we nog geloven in de mens als we denken aan de kruistochten, de shoah, de goelag, de genocide in Rwanda, etc.?
Kunnen we nog geloven in de mens als we denken aan haatpredikers en haatpropaganda – van nazistische karikaturen van Joden en fundamentalistische christenen die korans verbranden tot extremistische moslims die oproepen tot daden van terreur?
Naar aanleiding van de terroristische aanslagen op de redactie van het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo (gisteren, 7 januari 2015), heb ik nog eens een van de artikelen van onder het stof gehaald die ik schreef voor het weekblad Tertio (7 september 2005). Ik probeerde hierin de maatschappelijke context te schetsen waarin het hedendaagse godsdienstonderwijs functioneert. Het sociologische aspect van dit artikel was grotendeels gebaseerd op het werk van politicologen/sociologen als Benjamin Barber en Manuel Castells, maar ook de mimetische theorie van René Girard speelde een niet te onderschatten rol in de analyse (wie vertrouwd is met deze theorie zal dat onmiddellijk merken bij het lezen van het artikel).
Jammer genoeg is er sinds 2005 weinig veranderd. Een levensbeschouwelijke dialoog zou moeten bijdragen tot de ontwikkeling van het broodnodige vertrouwen tussen mensen met uiteenlopende overtuigingen. Alleen wordt die dialoog onvoldoende ontwikkeld. Daardoor kan humor door haatpredikers gemakkelijk voorgesteld worden als “een aanval op de identiteit”. Een context waarin mensen elkaar vertrouwen maakt zelfrelativerende humor mogelijk. Als die ontbreekt wordt “plagen” al te gemakkelijk geïnterpreteerd als “pesten”, en dan springen mensen op de kar die niets liever doen dan polariseren…
In de Verenigde Staten krijgen de zogezegd “linkse rakkers” (liberals) van The New York Times en The Washington Post het verwijt, vanuit rechts conservatieve hoek (conservatives), dat ze toegeven aan de moslimterroristen omdat ze de cartoons van Charlie Hebdo niet publiceren… “Links” zou “te vriendelijk” zijn voor de islam en voor de moslims. Ook wat dat betreft, is er aan de oppervlakte van de polarisering weinig veranderd sinds 2005…
Hieronder het artikel – klik op de afbeeldingen om ze te vergroten:
P.S.: Intussen laait ook de discussie over het godsdienstonderwijs opnieuw op. Vanmorgen (dinsdag 13 januari 2013) op Radio 1 ging het programma Hautekiet over de vraag of alle levensbeschouwelijke schoolvakken afgeschaft moeten worden (met opnieuw een pleidooi voor LEF – levensbeschouwing, ethiek en filosofie).
Enkele bedenkingen (voor meer: klik hier om “(Theïstisch?) Sermoentje” te lezen):
Levensbeschouwelijke apartheid afschaffen: natuurlijk!
Maar vanwaar toch de pretentie dat er zoiets zou bestaan als een “neutraal” perspectief aangaande levensbeschouwingen?
Twee zaken onderscheiden:
1) Een wetenschappelijk verantwoorde studie van levensbeschouwingen (om vragen te beantwoorden als: “Hoe worden de verschillende literaire genres in de Bijbel geïnterpreteerd – zowel vroeger als nu?”, of “Welke visie op God komt aan de oppervlakte in het soefisme?”, of nog “Wat zijn de voornaamste verschillen in levensvisie tussen eerder westerse ‘lineaire’ levensbeschouwingen die groeiden uit de joods-christelijke tradities, en eerder (ver) oosterse ‘cyclische’ levensbeschouwingen die groeiden uit de hindoeïstische tradities?”).
2) Levensbeschouwelijke reflectie en het maken van levensbeschouwelijke keuzes. Dit proces gebeurt grotendeels buiten de schoolmuren, zelfs als kinderen op school een of ander confessioneel vak krijgen. De wetenschappelijk verantwoorde dialoog met een confessioneel vak, dat zich niet profileert als “neutraal” of “de objectieve waarheid in pacht hebbend”, kan een model zijn om levensbeschouwelijke dialoog en reflectie een plaats te geven in het eigen leven (je moet niet alle talen van de wereld krijgen op school om aan de hand van enkele talen te leren hoe “een taal” eigenlijk werkt en zelf andere talen te gaan studeren).
Kortom, het streven naar “objectiviteit” (wetenschappelijk verantwoorde studie van levensbeschouwingen) mag niet verward worden met “neutraliteit” (een pedagogische positie die niet zou berusten op levensbeschouwelijke keuzes).
De verwarring van “objectiviteit” en “neutraliteit” is kenmerkend voor iedere vorm van (religieus of seculier) totalitarisme dat meent “dé waarheid” in pacht te hebben.
Bij wijze van uitdrukking (voor de secularisten onder ons 😉 ): “God behoede ons voor een maatschappelijk scenario zoals dat beschreven wordt in George Orwells 1984!”
Bij wijze van analogie: porno op het internet, vrouwenhandel en verkrachtingen verdwijnen niet als je van seks een taboe maakt op scholen… Misschien zelfs integendeel? Seksuele opvoeding is meer dan het verschaffen van encyclopedische kennis over de seksuele daad…